4 februari 2019

Geluk of hoop…

Tijdens het Ramadan project 2018 heeft IHH NL in maar liefst 19 landen 514 ton aan voedsel uitgedeeld aan 18.572 families. Aan het project hebben 45 vrijwilligers meegewerkt. Zij hebben op verschillende plekken in de wereld, met succes, eigenhandig de voedselpakketten overgedragen, gecontroleerd en erop toegezien dat alle documentatie in orde is gemaakt.

Wederom hebben wij de armen en minderbedeelden, daar waar mogelijk, ontmoet en geholpen. De hulpeloze en de benadeelde hebben wij een hand toegereikt. Wederom zijn wij getuige geweest van hen die gevangen zijn, geen kant op kunnen en die slechts in leven proberen te blijven. Zij, die niet gretig zijn, maar echt honger leiden. Het zijn mensen die niet veel vragen, maar slechts een simpel leven willen leiden.

Het verlaten van jouw huis of de plek waar je jouw geld verdiend is werkelijk zwaar. Echter om vluchteling te zijn in een arm land is nog veel moeilijker. Wij richtten ons tijdens onze projecten daarom juist om die reden op humanitaire hulp aan vluchtelingen. Momenteel zijn er in de wereld meer dan 65 miljoen vluchtelingen. Dit is het hoogste aantal vluchtelingen sinds de 2e wereld oorlog. Tijdens het Ramadan project hebben wij Syrische vluchtelingen in Libanon geholpen, de Rohingya in Bangladesh, lokale vluchtelingen in Somalië, lokale vluchtelingen in Afghanistan en Centraal Afrikaanse vluchtelingen in Tsjaad. Iedere vluchteling heeft zijn eigen verdriet en zijn eigen verhaal. Geen van hen is vluchteling geworden om meer rijkdom te verkrijgen. Zij zijn vluchteling geworden om hun leven en dat van hun familie te beschermen.

Slechts 10% van de bevolking in Centraal Afrika is moslim, daarnaast is 60% christelijk. Sinds de staatsgreep in 2013 bevindt het land zich in volledige chaos. De christelijk anti-Balaka milities vielen de moslimwijken en huizen binnen. De moslims waren noodgedwongen om terug te vechten. Het geweld dat tussen de twee religieuze groeperingen groeide, zorgde voor honderden slachtoffers en 2 miljoen mensen verlieten noodgedwongen hun huis. Volgens cijfers van de V.N. zijn 370 duizend mensen uit de hoofdstad Banqui gevlucht en nog eens 400.000 mensen uit overige steden. Ondanks veel christenen de stad Bossangoa hebben verlaten, zijn de meeste slachtoffers gevallen onder de moslims. Zij zijn het meest omgekomen en zijn vluchteling geworden. Dit heeft geleid tot een hongersnood onder 15% van de bevolking en zeer problematische leefomstandigheden. In dit soort oorlogsgebieden en conflict situaties is het vanzelfsprekend dat burgers vluchten naar buurlanden om hun leven in veiligheid te stellen. Dit is dan ook de reden dat vele moslims gedwongen vluchtten van Centraal Afrika, naar buurland Tsjaad. Tijdens de Ramadan heeft IHH NL een kamp bezocht nabij de hoofdstad Endje Mine, waar de Centraal Afrikaanse vluchtelingen proberen in leven te blijven. In dit kamp verblijven ongeveer 2.000 vluchtelingen. Zij zijn volledig afhankelijk van humanitaire steun en hulp.

In een loods, nabij het kamp, hebben wij basisbehoeften zoals; rijst, suiker, meel en olie uitgedeeld aan de vluchtelingen. Dankzij de grote ruimte hebben wij gelukkig zonder grote wanorde alle voedselpakketten kunnen uitdelen. De vluchtelingen kwamen binnen via de ene deur, kregen hun voedselpakket en verlieten in blijdschap de ruimte via een andere deur. Daarna keerden zij terug naar hun eigen tenten in het kamp.

Na het uitdelen van de hulpgoederen zijn we in de auto gestapt en naar het kamp gegaan om zelf getuige te zijn van de leefomstandigheden in het kamp. Wij parkeerden te midden van het kamp en legden contact met de mensen aldaar. Binnen een paar minuten stonden er honderden mensen om ons heen. Kinderen waren zoals altijd aan het rennen en maakten plezier. De ouderen daarentegen, waren moe en uitgeput. De pijn en het leed die zij ervoeren was af te lezen van hun gezichten. Na kort met hen gesproken te hebben, zijn wij met één van onze teamleden de tenten van dichtbij gaan bekijken. Zoals wij vaker tegenkomen, waren ook deze ‘’huizen’’ met plasticzijl in elkaar geknutselde tenten van ongeveer 9/10 vierkante meter. Wij wilden de tenten binnen gaan om een nog beter beeld te krijgen van hoe deze mensen eigenlijk leven. Wij vroegen aan één van de mensen om toestemming en na deze gekregen te hebben, gingen wij naar binnen. Om binnen te komen moesten we bukken, sterker nog, in de tent zelf kon je niet rechtop staan. De meeste tenten waren hetzelfde; wat vlechtwerk op de grond om op te liggen, zitten en slapen, een volledig aangebrande pan, 3 stenen die dienden als fornuis en iets van voedselpakketten die zij hebben gekregen van hulporganisaties. Een voedselpakket, dat voldoende is voor slecht een maand. De voedselpakketten die wij in sommige tenten aantroffen waren van ons of van een andere Turkse hulporganisatie. Het was duidelijk dat de familie die een voedselpakket kreeg van de ene hulporganisatie, niet ook nog eens een voedselpakket kreeg van een andere hulporganisatie. De verantwoordelijken van het kamp zorgden voor een eerlijke verdeling en hielden een lijst bij van alle hulp die werd ontvangen. Na een aantal tenten bezocht te hebben stelde mijn teamgenoot mij de vraag; het voedsel is slechts voldoende voor 1 maand. Wat moeten de mensen doen als het eten op is? Deze vraag heb ik mijzelf in dergelijke situaties eerder gesteld. Wederom had ik hier geen antwoord op en stond ik met mijn mond vol tanden. Het enige antwoord hierop is; ‘Moge Allah (swt) hun bijstaan’.

Na de tenten te hebben bekeken hebben wij samen met onze tolk een mevrouw bezocht van ongeveer 50 jaar, die voor één van de tenten stond. Wij vroegen haar, waarom bent u hierheen gekomen? De leefomstandigheden in uw eigen land zijn toch beter? Deze mevrouw keek onze tolk aan, wachtte even en wijste naar een klein meisje en jongen, die naast haar stonden. Zij sprak vervolgens en zei; ‘Hoe moest ik blijven en zien dat deze twee kinderen voor mij, leven in brand gestoken zouden worden. En hoe zou ik het moeten verdragen als zij voor mij zouden worden verkracht? Wij zijn hier niet om een beter leven te genieten. Sterker nog, wij zijn bereid eervol en vechtend te sterven in ons eigen land. Maar wij hebben daar te maken met onmenselijke barbaren, die voldoeding halen uit het martelen, verkrachten en zelfs levend in brand te steken van hun tegenstanders. Ik leef liever hier en vind het niet erg om honger te leiden, noch om in deze omstandigheden te leven’. Een gepaste reactie hierop was er niet, het enige wat wij nog konden zeggen was; ‘gelijk heb je…’

Hetgeen wij zagen en kregen te horen in het kamp heeft ons diep geraakt. Het feit dat wij niet meer hebben kunnen betekenen voor deze mensen heeft ons door de grond doen zakken. Na deze gebeurtenis maakten wij ons gereed om te vertrekken. Onze auto was echter omringd door mensen en het leek net op een grote ontmoetingsplaats. Wij stapten in en de mensen toonden enkel liefde en respect. Omdat wij bang waren iemand aan te rijden konden we niet weg. Dit was surreëel en een moment om over na te denken. Is dit nou liefde of hoop?

In deze hectische situatie zei een teamlid, wacht even. Hij pakte wat snoepgoed en deelde deze verderop op uit, de weg kwam vrij en wij konden onze weg weer vervolgen. Degene die zojuist was uitgestapt keerde verderop terug, stapte in en het project van die dag kon zo doende worden afgesloten.

 

Delen